Saladegrens
Daar zitten we dan in Zwitserland, de tent is net opgezet en het begint al te schemeren. Moe van de reis schuiven we aan aan tafel. De juffrouw in het restaurant van de camping serveert een schnitzel met friet en salade met een stroeve glimlach. Ik zeg danke schön en kijk naar mijn bord. Drie sneue plakjes tomaat en een hardgekookt ei versieren de sla en ik realiseer me dat morgen de vakantie pas echt begint, als we eindelijk in Italië zijn.
Je kent het misschien nog wel uit die goede oude Bosatlas: de wijngrens. In de tijd dat we nog braaf met papa en mama naar Luxemburg gingen, of naar Drenthe en we de grote vakantie nog niet gamenderwijs konden doorbrengen, dook ik nog wel eens in de Bosatlas. Zo kon ik vrij reizen door heel Europa. Mijn ogen dwaalden over onbekende steden, bergen en meren, met exotische namen die ik nog niet uit kon spreken. En dan verbaasde ik me altijd over de wijngrens. Was het echt een grens? Stond er een huisje met een slagboom en een mannetje dat je tegenhield en om je paspoort vroeg? Halt, u bent nog geen wijn, u bent druivensap. Ja maar… Niks te maren, eerst nog even verder gisten. En wie bepaalde dat die grens dáár lag?
Ik kon op de hele kaart niet ontdekken waarom die grens nu juist daar getrokken was. Hij was getrokken door mensenhanden, vermoedde ik. Aan de ene kant vond ik het nogal rücksichtslos om zo maar een grens te trekken. Daar wel en daar niet. En op de kaart stond niet alleen een wijngrens, maar ook een palmgrens en een graangrens. De palmgrens liep helemaal onder aan de kaart van Europa van links naar rechts en de graangrens ook, maar dan helemaal boven aan de kaart. En de wijngrens ligt noordelijker omdat druiven beter tegen de kou kunnen dan palmen. Waarom noemen ze het dan geen druivengrens?
Aan de andere kant vond ik het fijn dat er grenzen waren. Zo’n natuurkundige kaart met alleen maar groen, rivieren en bergen vond ik niks, dat gaf geen houvast. Grenzen waren erg duidelijk en overzichtelijk. Zo wist je tenminste dat er boven de graangrens geen wijn voor kwam en onder de palmgrens geen graan. Zou er veel gesmokkeld worden over die grenzen?
Later leerde ik het bestaan kennen van nog veel meer grenzen: de taalgrens, de haargrens en de bikinilijn die eigenlijk de bikinigrens zou moeten heten. Terug in Davos, Zwitserland. We zitten nog ten noorden van de saladegrens. Ik merk het aan de liefdeloze opsmuk van de salade. Hij bestaat echt, de saladegrens. Je bent hem vast wel eens gepasseerd. Onder die grens is een salade een feest voor het oog en voor de mond, met pijnboompitten of stukjes mozzarella, kleurige tomaten, een fijne dressing met aceto balsamico of honing. Boven de grens is de salade een truc om je vlees aan te prijzen, een groen blaadje als contrast met die malse rode steak. Het is garnering, die je bij voorkeur niet wordt geacht te eten. Het is gewone sla met gewone tomaten, gewone slaolie en gewone slasaus.
Ik dacht hier in Zwitserland de grens al gepasseerd te zijn. Die grens rukt namelijk op naar het noorden, net als de wijngrens trouwens. Er zijn al wijngaarden gesignaleerd in Schijndel en in de Korte Putstraat in Den Bosch weten ze je inmiddels te verrassen met een redelijke salade, die niet alleen dient als omlijsting van de steak. Maar hier in Zwitserland ligt de grens nog waar hij lag in mijn denkbeeldige atlas. En hij volgt braaf de taalgrens – in Davos spreken ze nog net Duits – de grens tussen de Germanen en de Romeinen, de barbaren en de beschaving, de hutspot en de haute cuisine, hier volgt hij nog die andere wijngrens, waar ze wijn drinken in plaats van bier en dat valt dus samen met de biergrens, want Italianen en bier drinken…
Een dag later breken we de tent op en rijden we via de prachtige Umbrailpas, een pas die ik niet kan terugvinden in mijn oude Bosatlasje en we rijden door een maanlandschap op 2500 meter hoogte en dan passeren we de grens. De Italiaanse grens. En hier is alles anders, de namen op de bordjes en de … en de … enfin, we zijn in Italië maar we zitten hier nog boven de steengrens.